Moet je een vis leren klimmen?

De fabel over de School der Dieren is een inspirerend sprookje over talentontwikkeling. Hoewel geschreven in 1938, bevat de fabel boodschappen die tot op de dag van vandaag inspireren!

Zoals…

  • Alles wat aandacht krijgt, groeit. Wat je erin stopt, krijg je er ook uit: als je certificaten en gestandaardiseerde schooleisen erin stopt, krijg je middelmatige prestaties in plaats van uitmuntende prestaties op basis van persoonlijke talenten.
  • We investeren nodeloos veel energie in het verbeteren van zwakke punten van werknemers. Het is veel efficiënter om iemands  sterktes te bepalen en het werk hierop af te stemmen.
  • Het risico van een POP gesprek is dat het standaard competentieprofiel wordt doorlopen in plaats van een echt gesprek te voeren over ambities en persoonlijke talenten, hoe ze te versterken en welke thema’s spannend zijn om verder te ontwikkelen.

Lees hoe het de dieren verging …

In een groot, mooi bos leefden allerlei dieren gelukkig met elkaar samen. Op een dag kwamen de dieren uit het bos bijeen en zeiden: “Wij moeten een school stichten. Een school om echt dier te kunnen worden.” Zij vroegen een klein groepje uit hun midden om een leerplan te maken voor de school, want zonder een leerplan was er geen richting om te leren hoe een echt dier te worden.

Het groepje benoemde zichzelf tot commissie: de commissie Den Uil en ging meteen aan het werk. Ze begonnen met een vragenlijst om te inventariseren wat er leefde onder de dieren. Om de scores beter te begrijpen, deed de commissie ook interviews.

De eerste die werd geïnterviewd was het konijn. Het konijn stond erop dat hardlopen in het leerplan werd opgenomen, want een echt dier kan zo hard lopen als de wind. De torenvalk vond kunstig vliegen het belangrijkste. Een echt dier vliegt namelijk kunstig door allerlei benarde situaties. De karper maakte duidelijk dat geruisloos zwemmen erbij hoorde en de eekhoorn maakte zich sterk voor het onderdeel klimmen tegen de kaarsrechte stammen van torenhoge bomen.

Aldus geschiedde. De school werd opengesteld. De schoolleiding zei dat de dieren zich in alle vakken moesten bekwamen. Alleen excelleren volstond om een echt dier te zijn. Als een dier alle vakken met succes had doorlopen, ontving het een heus certificaat.

Toen ging er iets verschrikkelijk mis. Het konijn was wereldkampioen hardlopen. Geen dier kon zo hard sprinten en scherpe bochten maken als hij. De schoolleiding vond echter dat het voor een gezonde balans tussen lichaam en geest belangrijk was, dat hij zich ook bekwaamde in het vliegen. Men zette het konijn op een hoge tak en zei: “leer vliegen, konijn.” Het arme konijn durfde niet, maar onder druk sprong hij uiteindelijk toch. Hij tuimelde naar beneden, brak een achterpoot en viel een gat in zijn hoofd dat nooit meer genas. Zo kwam het dat hij voor het hardlopen toch niet meer dan een zes kreeg in plaats van een tien. Voor vliegen kreeg hij een drie in plaats van een één, want hij had het toch maar geprobeerd. De schoolleiding was zeer tevreden.

Met open mond zagen de dieren hoe de torenvalk zijn acrobatische kunsten in de lucht vertoonde. Toch merkte de schoolleiding op, dat het voor een valk van grote waarde was als hij, net als het konijn, holen kon graven in de grond. De valk deed nu zijn uiterste best, maar brak jammer genoeg zijn snavel en kneusde zijn vleugels. Daardoor kon hij amper nog vliegen en haalde hij in plaats van een tien, een vijf. Op holen graven haalde hij echter een vier in plaats van een één.

De eekhoorn overtrof alle andere dieren in het beklimmen van stammen en verzamelen van nootjes. De schoolleiding vond echter dat de eekhoorn ook geruisloos moest kunnen zwemmen om een echt dier te zijn. De eekhoorn wilde dolgraag droog blijven, maar ook een echt dier zijn. Hij probeerde geruisloos langs het riet te zwemmen, maar hoestte en proestte en haalde ternauwernood de overkant van de plas. Doordat hij zo nat was, lukte hem nauwelijks om een kaarsrechte stam op te klimmen. Hij gleed van de takken af. Zo kreeg hij een zes plus voor het beklimmen van stammen en een vijf min voor het geruisloos zwemmen, omdat hij toch de overkant had gehaald en geprobeerd had te zwemmen. Evenzo verging het alle andere dieren.

Wie haalde ten slotte de beste cijfers? Dat was de hersenloze kwal, die zwibbelend en zwabbelend alle proeven redelijk wist te doorstaan. Zijn botten breken kon hij niet. Hij had er immers geen. Zo werd hij, zwibbel de zwabbel, tot beste van de klas uitgeroepen. Een echt dier!

“Iedereen is geniaal. Maar als je een vis beoordeelt op zijn vermogen om in een boom te klimmen, zal hij zijn hele leven denken dat hij stom is.” – Einstein

Bron: De fabel over de school der dieren is afkomstig uit: Reavis, G.H. (1938). The Animal School: The Administration of the School Curriculum with References to Individual Differences.

Foto: Helene Kock